Joseph Kessels, Hoogleraar-emeritus Human Resource Development en tot voor kort verbonden aan de Universiteit Twente:


'Iedereen wil bekwaam zijn'

Nederland leidt al zo’n 125 jaar verpleegkundigen op. Tijden veranderen en daarmee ook het zorgonderwijs, zo is het altijd geweest. Maar ook het beroep zelf verandert. De hiërarchie van weleer past de meeste zorgprofessionals niet meer. De verpleegkundige nieuwe stijl komt eraan.

© foto MMC

Joseph begon in 1972 als werkstudent die met Betamax videobanden onder de arm de – ook Rotterdamse – onderwijsinstellingen binnenliep. Hij toonde zorgstudenten praktijksituaties die hij in ziekenhuizen had gefilmd. Medicijnen toedienen, het wassen van de patiënt, alles kwam voorbij. Het was een reactie op de in-service opleidingen die verdwenen waren. Verpleegkundigen kwamen als gevolg onder meer de stelselherzieningen in 1986 daarvan negen maanden lang niet op de werkvloer; de theorie moest meer zwaarte krijgen. Om de verbinding met de ziekenhuizen niet te verliezen zocht men naar nieuwe manieren om de werelden weer te verweven. De beroepsopleidingen zoals de ROC’s bestonden nog niet.


Alhoewel dit werk de basis legde voor zijn later internationaal succesvolle adviesbureau, blijft de vorming voor zorgprofessionals worstelen met de afstemming van het leren op school en in de praktijk.

Joseph Kessels maakt zich zorgen om de zorgstudenten van nu. Hij citeert ze. ‘Op school ben ik iemand anders dan in de praktijk’. ‘Als ik op mijn stageplek iets nieuws voorstel, krijg ik toch rare blikken.’ Dit is zorgwekkend. Want we hebben die jonge beroepsbeoefenaren hard nodig. Eén van Kessels’ pleidooien is dan ook om de werkplek aantrekkelijker te maken als leerplek. Volwaardig participeren en mogen experimenteren is daarbij essentieel.



Deelnemers

‘Een zelfstandige beroepshouding helpt bij het samen bewegen naar een rijke en aantrekkelijke leercultuur. Het werk verandert drastisch en iedereen moet weer op scherp. En open zijn. In een stimulerende organisatie heeft ieder zijn of haar eigen rol, gelijkwaardig aan de ander. Kennis en ervaring worden horizontaal en verticaal uitgewisseld. Je zou kunnen zeggen dat het geen personeel is, maar dat ‘de deelnemers’ samen een transformerende en flexibele sector versterken.’


'Maar bovenal,' zegt deskundige Joseph Kessels, 'vertegenwoordigen verpleegkundigen zichzélf. Hoe kunnen zij meer de zelfstandige gesprekspartners van artsen worden? Meer aanzien en vertrouwen winnen, op basis van een eigen en specifieke expertise, zodat zij meer eigen beslissingen kunnen nemen? Bij deze "emancipatie van de verpleegkundige" is de toekomst van het gehele zorgsysteem gebaat.'

Gedempt

Joseph: 'Zulke initiatieven oogsten ook onderling waardering. Stel je voor dat jonge adolescenten niet meer zo afhankelijk zouden zijn van likes op social media. Stel dat de likes op het werk hun dagen zouden kleuren. Het probleem zit hem volgens Kessels overigens niet in een gebrek aan bereidheid om een compliment te geven. De cultuur van samen leren en proberen is in de afgelopen tijden gedempt. De werkdruk droeg daaraan bij, maar vooral de systemische indelingen.'

‘Nergens is de formele beroepsbeoefening zo gedifferentieerd als in de zorg. We spreken over niveau 2, 3, 4, 5 en 6 en de afstand tot de arts blijft groot. En vroeger kenden we dan ook de hoofduster nog, als intermediair. Die had soms een enorme macht, wat niet zelden leidde tot een angstcultuur. Door de verdergaande emancipatie van het beroep is de onderdanige, afwachtende houding praktisch aan het verdwijnen.'


Ga niet managen

'Wie het over dit thema heeft, komt al gauw op "leiderschap". Leiderschap van verpleegkundigen én modern leiderschap van leidinggevenden. Hier zien we al lange tijd een valkuil.

Van dat leiden werd namelijk ‘managen’ gemaakt. We gingen sturen, beheersen, controleren, monitoren, aanspreken, afrekenen en straffen. Juist wie onder het juk van de hoofdzuster vandaan wilde komen, liep nu tegen systemen aan die draaiden om cijfers en prestaties. De dood in de pot voor bevlogenheid, voor betrokkenheid en vakliefde. En nu willen we snel een huis vol innoverende denkers? Hiervoor zijn een sterke persoonlijke belangstelling en intrinsieke motivatie nodig. Daar krijgen we nu opnieuw aandacht voor.'

Bekwaam wíllen zijn

Voor een belangrijke groep medewerkers is een Leven Lang Leren eerder een zuchtonderwerp dan eentje om bij op te leven. En toch, Joseph Kessels spreekt hoop uit. ‘Onlangs sprak ik een Britse collega die werkzaam is in een andere tak, de evolutiebiologie. Ze bekijkt het leren en ontwikkelen van de mens door de bril van de evolutie. Zij troostte me met de opmerking dat één van de belangrijkste kenmerken van onze menselijke soort is dat we nieuwsgierig en bekwaam willen zijn. Die drijfveer heeft ons aan de top van de evolutie bracht. Wij mensen kunnen ons slim aanpassen. We komen altijd verder. Ook of juist wanneer de omgeving ons dwingt te veranderen. We zouden van die kracht meer gebruik kunnen maken.'

Leidinggevenden zijn weleens geneigd te zeggen: de één heeft het in zich, bij de ander is het trekken aan een dood paard. Mijn oproep is om goed na te denken over die lijn. Kijk je zo naar je collega’s? Want dat zijn het, collega’s. Als leidinggevende draag je negatief bij aan de ontwikkeling als je zó hierarchisch redeneert en oordeelt. Ongeacht de gegronde redenen die er bij leidinggevenden zijn om de moed soms te verliezen: van gelijkwaardigheid komt het goede, onthoud dat.

Werken in een zelfgekozen domein

Als we goed kijken zien we dat de zorgsectoren en de overheid de positie van de verzorgende en verpleegkundige beroepen steeds serieuzer gaan nemen. We hebben ze ook hard nodig! Een volgende stap is om samen met de opleiders te werken aan een aantrekkelijke en rijke leeromgeving op en rond de werkplek. Belangrijke kenmerken daarvan zijn het stimuleren van de wens om bekwaam te willen zijn, liefst in een zélfgekozen domein. Het inzetten op het vergroten van de beleving van autonomie en zelfsturing. Het versterken van de eigen invloed op de inrichting en de vormgeving van leren en werken. De mogelijkheid krijgen om verbindingen aan te gaan met gelijkgestemde anderen; het bieden van keuzemogelijkheden bij teams, projecten en samenwerkingsverbanden. Trots kunnen zijn op goed teamwerk. Het is zo belangrijk om volwaardig deel uit te kunnen maken van een betekenisvol werkverband: ik heb het gevoel dat ik opgemerkt wordt en dat ik nodig ben.